Tafelset Hubertus Esser

Zoutvaatjes en mosterdpot

Een kostbare opdracht
In het najaar van 1847 begaf de Weertenaar Louis Beerenbroek zich naar het atelier van edelsmid Hubertus Esser, die zich in 1838 vanuit het Duitse Erkelenz in Weert had gevestigd. In zijn orderboekje tekende de edelsmid een bijzonder grote en kostbare opdracht van de oud-burgemeester op:  ‘24 zilveren tafelmessen, 24 dessertmessen, 2 paar tafelkandelaars (model nr. 967**), 3 peperbussen, 3 zoutvaten en 2 mosterdpotten en 12 grapefruitlepeltjes'.
Naderhand is bij de zoutvaatjes/mosterdpot bijgeschreven: ‘witte albas glasen met goudrand’. Voor de duidelijkheid voorzien van een omcirkeling. Hiermee werd bedoeld dat de schaaltjes van de zoutvaatjes en de mosterdpotten van ondoorzichtig wit opaak glas, versierd met gouden randjes, gemaakt zouden worden.
Orderboekje Hubertus Esser, Weert

**Dit modelnummer verwijst – zoals blijkt uit andere vermeldingen uit het orderboekje van Esser – naar een gedrukte catalogus van de firma Arnold Kühne te Altena, gespecialiseerd in het maken van stanswerk. Met deze techniek, door Kühne in 1815 geleerd in Parijs, konden relatief snel en goedkoop zilveren objecten gemaakt worden van dun materiaal. De firma bracht diverse catalogi uit waarvan er enkele bewaard zijn gebleven. Hubertus Esser moet er een of meer in zijn bezit hebben gehad, die hij onder andere gebruikte als voorbeeldboek voor klanten.

De edelsmid had ruim 4 maanden de tijd voor de vervaardiging van de gehele set, die met Pasen 1848 klaar moest zijn.
Bij de aflevering blijkt dat er gedurende de productieperiode nog wat veranderd is: naast de oorspronkelijke order werd ook een soort paplepel en 5 extra zoutvaten geleverd. Het geheel kostte maar liefst 451 gulden. Voor Hubert Esser was het een van de grootste opdrachten tot dan toe. Alleen monstransen waren duurder.
De kostbare set stond bij Beerenbroek zeer waarschijnlijk voor het eerst op tafel gedurende het paasdiner in 1848, wellicht in zijn Weerter ‘kasteeltje’, en zal daarna nog menig feestdis hebben gesierd.

De speurtocht
Het prachtige tafelsetje uit de collectie van Museum W werd begin dit jaar aangeboden op een veiling. De schaaltjes en het lichaam van de mosterdpot bestaan uit wit opaak glas met opgeschilderde gouden randen en versieringen. Plaatselijk is het witte glas weggeslepen waardoor de heldere, felrode glazen ondergrond zichtbaar wordt. Een typisch product van Boheems kristalglas uit de Biedermeiertijd, te dateren rond 1840-1850. Het glaswerk is gevat in zilveren monturen, die het duidelijk afgeslagen meesterteken van Hubertus Esser uit Weert dragen.

Er zijn diverse aanknopingspunten om te veronderstellen dat de aangeboden set ooit een onderdeel was van de hierboven beschreven opdracht van Beerenbroek. Ten eerste kon in het orderboekje geen enkele vergelijkbare opdracht teruggevonden worden. Dat de dubbelgelaagdheid en de rode accenten in het glas hier niet specifiek worden genoemd, hoeft geen bezwaar te zijn. Esser maakte de opmerking over het glas voor zichzelf als geheugensteuntje, niet om alles zo exact mogelijk te beschrijven.
Het tweede aanknopingspunt begint met een ‘maar’. De aangeboden objecten vormen slechts een deel van de gerealiseerde 8 zoutvaatjes en 2 mosterdpotten. Toch is dat is niet zo vreemd als het lijkt. Het is zeer aannemelijk dat de grote tafelset in de ruim 170 jaar van zijn bestaan bij vererving in steeds kleinere delen werd verdeeld. En hoewel de set van Museum W een mooie eenheid vormt, kwam al snel aan het licht dat er oorspronkelijk meer onderdelen moeten zijn geweest. Op de drie onderzijdes troffen we licht ingegraveerde nummers aan, maar: het is geen aaneengesloten reeks. De 1, 3 en VI wijzen er mede op dat de zoutvaatjes en mosterdpot onderdelen zijn van een grotere set.

 
Tot slot, het gebruik van Boheems kristalglas past heel goed bij de periode van de opdracht. Dit kostbare en soms fel gekleurde glas was zeer geliefd in rijke burgerlijke kringen in de 1e helft van de 19e eeuw, de zogenaamde Biedermeiertijd.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de zoutvaatjes en mosterdpot tot de grote tafelset behoorden die oud-burgemeester Louis Beerenbroek in 1847 bij Esser bestelde.

Wie was Louis Beerenbroek?
De 19e eeuwse Ludovicus (roepnaam Louis) Beerenbroek (Weert 1805 – Roermond 1884) was in het Weert van zijn dagen een belangrijk persoon. Hij stamde uit een voorname Eindhovense familie van kooplieden die ook burgemeesters en schepenen voor die stad leverde. Zo ook zijn grootvader Judocus van Beerenbroek, die rond 1760 met zijn gezin naar Weert verhuisde. Zijn kleinzoon Louis was ondermeer burgemeester van Weert (1828-1840). Het familiewapen van Beerenbroek komt dan ook voor in het gebrandschilderde glas-in-loodraam in het pand van Museum W, het oudste gemeentehuis van Weert, waar Louis gedurende zijn twaalfjarig burgemeesterschap kantoor hield. In dezelfde periode was hij lid van de kamer van afgevaardigden in Brussel (1835-1839), waar hij een graag geziene gast werd aan het hof van Koning Leopold I van België. Daarnaast vervulde hij nog talloze andere openbare functies: zoals vanaf 1843 een vierjarig lidmaatschap van de provinciale staten van Limburg en vanaf 1850 een lidmaatschap van de Eerste Kamer voor de provincie Limburg, een ambt dat hij 34 jaar lang zou bekleden.

Louis Beerenbroek was een vermogend grondeigenaar en in 1841 kocht hij de kasteelruïne van de heren van Horn aan de Biest en bouwde op de fundamenten van de zuidoostelijke toren een groot herenhuis. Sindsdien in de volksmond ter plaatse ‘het Kasteeltje’ genoemd. Drie jaar eerder was hij getrouwd met Jeannette van Mulbracht (vrouwe van Weert en Horst); samen kregen zij zes kinderen. Louis overleed in 1884 in Roermond, de gemeente waar hij vanaf 1856 gedurende twintig jaar burgemeester was geweest.
In (waarschijnlijk) 1886 krijgt hij nog een strofe toebedeeld in een gedicht, geschreven voor een Sinterklaasviering van een van de Roermondse sociëteiten. Een interessant inkijkje in de lokale upperclass:

B. dat is Beertje, voorzichtig en wijs,
Die in politiek steeds ontwijkt het glad ijs.
Liberalen en Unie, hem doornen in 't oog,
Daarover hield hij reeds zoo menig betoog.
Doch wat men moog zeggen, hij praat steeds gezond
En is inderdaad ook een Kraan van Roermond.

Terug naar het tafelsetje. De relatie met een bekend persoon uit de Weerter historie, de hoge artistieke kwaliteit en het feit dat het om een zeldzaam vroeg profaan zilverwerk uit het atelier van Esser betreft: dit alles maakt dit collectiestuk van de maand februari tot een waardevolle aanvulling voor Museum W.


Hubertus Esser (Erkelenz, Duitsland 1812 – Weert 1892)
Tafelset van 2 zoutvaten en 1 mosterdpot 1848
Boheems kristalglas, gevat in zilveren monturen
verwerving: aankoop 2021
inventarisnummer:
Hubertus Esser, tafelset, boheems kristal en zilver, 1848